Basketbal en podotherapie
Voetbal is ongetwijfeld de grootste team- en contactsport in Nederland, gevolgd door hockey en volleybal. In vergelijking met deze sporten is basketbal een kleine sport in Nederland, maar het ledenaantal groeit. De introductie van het spectaculaire 3 tegen 3 basketbal op de Olympische Spelen heeft daar ongetwijfeld aan bijgedragen.
(Sport)podotherapeuten
Myrthe en Sharon Beld weten uit ervaring
dat basketbal een grote fysieke belasting is. Beide zijn professioneel
basketballer geweest. Sharon stopte na een paar jaar topsport en het opzetten
van haar eigen podotherapiepraktijk binnen een sportmedisch centrum gecombineerd
te hebben. Een reeks blessures dwong Myrthe vroegtijdig te stoppen. Nu
werken ze samen en behandelen ook veel basketballers.
“Elke teamsport heeft weer andere specifieke bewegingen”, vertelt Myrthe. “Als het om basketbal gaat dan weten Sharon en ik uit eigen ervaring welke bewegingen veel worden gemaakt en hoe fysiek de sport is. Het is een hele snelle sport met veel richtingsveranderingen, er wordt ook veel gesprongen en er is aardig wat fysiek contact. Dat vraagt veel van je lijf. Het is dan ook een blessuregevoelige sport. Basketballers komen vooral bij ons met enkel- en voetletsels. Afhankelijk van de ernst van de blessure kunnen we een behandeling starten om iemand zo snel mogelijk weer terug te laten keren op het veld. We gebruiken bijvoorbeeld veel manuele therapie, maar ook zooltherapie of tape in combinatie met herstel-, balans- en coördinatieoefeningen.”
Sharon: “We begrijpen heel goed dat je als sporter zo snel mogelijk weer wedstrijdfit wilt zijn. Voor ons als (sport)podotherapeuten is het belangrijk om rekening te houden met die beleving en de ‘mindset’ van een sporter. Je moet iemand echt meenemen in het hersteltraject en goed begeleiden bij het maken van keuzes. Voor herstel is het soms ook nodig om rust te nemen of een periode minder intensief trainen en dat is voor sporters soms best moeilijk te accepteren. Daarnaast is het ook een taak van ons om te denken aan preventie. Wat kunnen we doen om te zorgen dat iemand klachtenvrij kan blijven sporten?”